Allerwege wordt de loftrompet gestoken over de triomftocht van het hout in de bouw. Pas kwam ik een kritiekloos juichverhaal over de helende effecten van hout tegen. Is het een wondermiddel?
In een eerdere blog belichte ik als eens de esthetische aspecten van hout. Is hout mooi? Mensen worden er vaak rustig van en hebben er een ‘natuurlijk’ gevoel bij. Maar er zijn ook associaties bij hout die dat gevoel diffuser maken, betoogde ik. Het materiaal is niet ‘onschuldig’ esthetisch gezien. (Niet schuldig ook, zeker niet, maar het is altijd al ‘affectief beladen’ om het maar eens psychologisch te zeggen).
En dan is er de gezondheidsgedachte. Als al het stof is opgeruimd stuift hout niet meer, zoals steenachtige ondergronden wel doen. Onbehandeld hout wasemt geen oplosmiddelen of biociden meer uit, wat eventuele verven wel doen. Maar ze zuiveren geen lucht ofzo. Als bomen nemen ze de CO2 op, maar als dode bomen geven ze dat niet meer af. Het kan wel gezonder vóelen, maar het is het niet per se.
Aan hout kleeft in ieder geval ook nog de roze olifant van de formaldehyde, het organisch oplosmiddel, slecht voor het zenuwstelsel, dat vooral uit spaanplaatmateriaal pleegt te lekken. Nog steeds mee oppassen bij OSB-elementen, die er in klassen van schadelijkheid zijn, zeker in onze huidige luchtdichte en supergeïsoleerde huizen. Dat zijn toch dingen om over na te denken.
Wat ik me in ieder geval heb laten uitleggen, want je gaat dat toch denken, is dat gelamineerd en gekruislaagd hout weliswaar verlijmd is met houtlijmen, maar dat deze een uitstoot hebben die onder de strengste meetwaarden van de Duitse keuringsinstanties vallen. Dus die olifant blijkt dus niet in de geheel betimmerde, oh-zo-duurzame kamer te staan.