Een week of drie geleden heb ik het al geschreven, nu kan iedereen kijken of ik gelijk heb. Volgens mij is er een heel eigen vormentaal aan het ontstaan in het Nederlands ontwerpen in houtbouw. Bekijk de vijftig mooiste en beste houten gebouwen van de afgelopen twee jaar en zeg me of ik gelijk heb.
Die vijftig gebouwen zijn te zien op onze voorselectie-pagina, de longlist van de Nationale Houtbouwprijs. Wat een oogst voor een compleet nieuwe prijs! Het tekent de behoefte onder met name architecten die met hout bouwen om hun werk te laten zien. Het tekent ook het steeds sneller groeien van de productie van houten gebouwen in ons land.
Ik betoogde, toen ik die voorselectie al wel had gezien, maar jullie nog niet, dat er sprake is van een heel eigen Nederlandse vormentaal. Uiteraard zijn de referenties aan buitenlandse projecten meestal niet ver weg. Maar volgens mij laten onze architecten zien hoezeer ze de grenzen van dit relatief nieuwe materiaal aan het onderzoeken zijn.
Natuurlijk is er niet zoiets als één stijl aan te wijzen. Wel zijn er een paar duidelijke tendenties, en daarbinnen worden weer eigen vormen gevonden.
- Heel Nederlands is wat ik de Verbergstijl zou willen noemen: het huis dat voor de buitenwacht niet wil weten dat het van hout is. En soms zelfs voor zijn bewoners niet. Deze huizen hebben steenstrips aan de buitenzijde, vaak ook heel traditionele vormen. Soms is ook al het hout aan de binnenkant verborgen. Het is leuk om ook van dit soort huizen een paar voorbeelden te hebben in de longlist. Het Hollandse Huis, met zijn schoon metselwerk en zijn puntdak kan blijven bestaan. Maar gebouwd wordt het steeds meer van biobased materiaal.
- En dan is er de Schuur-stijl. Barns, Longhouses en Scheunen worden natuurlijk in heel Europa en Noord-Amerika gebouwd, maar alleen al vanwege de beperktheid van de bouwgrond zijn ze bij ons compacter en wordt er vaak van alles uit de kast gehaald om een midden te vinden tussen eenvoudig en ruraal aan de ene kant en luxe villavormen aan de andere kant. Getruukte daklijnen, een spel met dakkapellen en gevellamellen die open of gesloten kunnen zijn tekent deze stijl.
- De Elegante Skeletbouwstijl. Waar in de Duitssprekende landen en in Amerika en al helemaal in Scandinavië veel met dikke liggers en stevige staanders gewerkt wordt in een blokkerige opbouw zien de Nederlandse architecten de kans en mogelijkheden om het houten skelet van hun gebouwen, al dan niet afsteunend op een kolom van beton of clt, relatief slank te houden, gebogen soms, of in ieder geval ruimtelijk, bijvoorbeeld door de verdiepingshoogte te vergroten. Best knap dat in een land waar de houtbouw nog maar zo kort opnieuw is uitgevonden, die gebouwen er luchtiger en lichter uit lijken te zien dan vergelijkbaar werk in het buitenland.
- De biofilische stijl. Er ontstaat een heel interessante mengvorm aan de diep-ecologische kant. Waar duurzaam en circulair wonen tot voor kort voorbehouden was aan kleine groepen die in zelfgebouwde, extreem ecologische huizen woonden, krijgen die mensen gezelschap van de tiny-house gemeenschap, die ecologie combineren met het streven naar bezitloosheid en aan de andere kant juist van mensen die er het geld voor hebben, niet zelf bouwen, maar een architect een programma van eisen geven waar ecologie, biodiversiteit, beperken van de footprint, circulariteit hand-in-hand gaan met eisen ten aanzien van comfort en woongenot. Die drie elementen beïnvloeden elkaar en leiden tot een vormentaal met knipogen: tiny houses die de vorm van villa’s aannemen, landhuizen die er uitzien als ecohuizen, ecohuizen die superstrak ogen. En ook dat zie je niet veel vaker buiten onze landsgrenzen.
Ook trends in houtbouw ontdekken? Bekijk de Longlist van de Nationale Houtbouwprijs hier.