Onder de wereldwijd voor wanpraktijken vervolgde en veroordeelde houtproducenten en -handelaren zijn er veel die tijdens die praktijken over een van de bekende (vrijwillige) duurzaamheidscertificaten beschikten. Dat heeft een groep onderzoeksjournalisten uitgezocht.
Het zou betekenen dat de audits die onafhankelijke inspecteurs verrichten voor FSC, PEFC en het op palmolieplantages gerichte RSPO, op zijn zachtst gezegd niet altijd waterdicht zijn, concluderen de journalisten.
Het onderzoek, door het International Consortium of Journalists (ICJ), vond overal op de wereld voorbeelden van veroordeelde bedrijven die tóch over een certificaat beschikten. Ruim 140 journalisten spitten rechtszaken uit die zich in de afgelopen 20 jaar in verschillende landen hebben voortgedaan, spraken met betrokkenen en onderzochten welke bedrijven erbij betrokken waren en of en zo ja in welke periode, ze over één van de bekende certificaten beschikten.
Oostenrijk en Italië
De conclusie is dat veel van de bedrijven hun overtredingen en misdrijven begingen terwijl ze een certificaat hadden. De publicatie omvat een flink aantal voorbeelden van over de hele wereld. Zo ontving een Oostenrijkse houtgigant een duurzaamheidscertificaat voor hout uit Roemenië en stelde een paar maanden later de Roemeense autoriteiten een onderzoek in naar het bedrijf in verband met illegale houtkap in de oerbossen.
In Italië, de Verenigde Staten en Nieuw Zeeland ging het om handelaren in teak uit Myanmar. In Finland werden twee bedrijven gecertificeerd die veroordeeld waren voor de kap in biodiverse bossen. In Indonesië zou het om tenminste 160 bedrijven gaan die de afgelopen jaren veroordeeld zijn voor illegale houtkap, valsheid in geschrifte, vernieling van habitats van tijgers en olifanten. In Canada ging het om illegale kap in het gebied van de oorspronkelijke bewoners.
Kritiek op certificerende instanties
De journalisten richten hun pijlen niet zozeer op de certificaten zelf. Ze benadrukken juist hoezeer eindgebruikers erop rekenen dat ze garanderen wat ze beloven. Ook worden in landen waar de overheid relatief zwak is de vrijwillige certificaten gezien als een mogelijkheid om sneller tot duurzaam bosbeheer te komen.
De belangrijkste kritiek geldt de certificerende instanties. Dat zijn zowel kleine zelfstandigen als mondiale accountantskantoren. Die laten, lijken de nu aangetoonde zaken zien, regelmatig steken vallen.