Veel is onzeker over de staat van de ‘boreale bossen’, een ring van voornamelijk naaldbomen rond de aarde, de grootste opslag in biomassa van koolstof. De UNECE, een instelling van de Verenigde Naties publiceerde een samenvattend rapport over de kennis die we nu over deze bossen bezitten.
Een aanleiding om goed naar de boreale bossen te kijken is dat de opwarming van de aarde sneller gaat bij de noord- en de zuidpool en daarbij invloed uitoefent op de omstandigheden waaronder de bomen in deze gebieden groeien. We hebben het dan vooral over het noordelijk halfrond en wel vooral over de streken die ook wel met ’taiga’ worden aangeduid: Canada, Alaska, Rusland, Finland, Zweden en Noorwegen.
Uit de samenvatting die de UNECE, de United Nations Economic Commission for Europe (er bestaan wereldwijd 5 van dit soort regionale commissies) blijkt dat veel onduidelijk is. In met veel aandacht beheerde Scandinavische bossen neemt de hoeveelheid bomen (met name naaldbomen zoals pijnbomen, dennen en sparren, en daarmee de opslag van CO2 toe. In andere streken lijkt het ongeveer gelijk te blijven, al zijn daar weinig gegevens over.
Wel is duidelijk dat door de opwarming van het klimaat droogte dreigt en daarmee de kans op bosbranden. De complete vochthuishouding van de bossen, met name in de meer zuidelijke, raakt verstoord en het effect daarvan is niet erg duidelijk. Wel zijn er al veranderingen in biodiversiteit waar te nemen, sommige diersoorten nemen af, andere komen juist meer voor.
De boreale bossen zijn wereldwijd goed voor 35 procent van al het bouw- en timmerhout en voor 25 procent voor vezels voor papierfabricage. Een aanname is dat het aantal naaldbomen door de limaatverandering zal groeien, wat economisch profijtelijk zou kunnen zijn oor de bosbeheerders en de houtprijzen zou doen dalen. Aan de andere kant wordt het oogsten van de bomen misschien juist lastiger omdat de grond langer drassig blijft en moeilijker begaanbaar.