Ga naar hoofdinhoud

Strengere regels brandklasse behandeld hout

    Een voorgenomen aanscherping van Europese wetgeving zorgt voor flinke onrust en koortsachtige activiteit bij houthandelaren, verffabrikanten en instituten door heel Europa. Niet langer mag van een verduurzaamde, gemodificeerde, gevingerlaste of afgewerkte houtsoort worden aangenomen dat die in dezelfde brandklasse valt als het oorspronkelijke hout. Maar hoe garandeer je dan wel dat dat hout veilig in brandklasse D op de gevel kan?

    Het draait allemaal om de ‘Delegated Regulation 2016/364’, een bindende Europese verordening uit 2016, die stelt dat als een bepaalde houtsoort wordt toegepast in lambriseringen en gesloten gevelsystemen, je niet vooraf hoeft te testen of zo’n gevelsysteem wel voldoet aan brandklasse D, de laagste brandbescherming die wettelijk wordt toegestaan bij gebouwen, tot een bepaalde hoogte. Een leverancier kan opzoeken wat er over het brandgedrag van dat hout is vastgelegd in een tabel, de CWFT-tabel. Valt het hout in een bepaalde toepassing binnen de voorwaarden in die tabel, dan hoeft er verder niets getest te worden. CWFT staat dan ook voor Classified Without Further Testing: geclassificeerd zonder verdere verplichting tot onderzoek.

    Het bestaan van de tabel is uiteraard bijzonder prettig voor de aannemer, gevelspecialist en leverancier van hout voor gevelsystemen. Onder CE-keurmerk geeft die laatste immers een prestatieverklaring van producteigenschappen; declaration of performance. En zeker nu door de Wet kwaliteitsborging in de Bouw (WkB) de ketenverantwoordelijkheid steeds belangrijker wordt, is van groot belang dat de handelaar kan garanderen dat de gevelbekleding niet sneller zal wegbranden dan de wet voorschrijft.

    Alleen voor onbehandeld hout

    Aan de tabel gaat niets veranderen, wel aan de bepaling van zijn reikwijdte. De CWFT classificatie is enkel geldig voor hout dat onbehandeld (untreated) is. Als het hout behandeld is, dat kan verduurzamen zijn, modificeren, afwerken of zelfs vingerlassen, dan dien je de brandklasse met een zogenaamde SBI-test vast te stellen Dat dat terecht is, daarover zijn alle deskundigen die Houtwereld sprak het wel eens. ‘Het is denk ik een beetje ongemerkt gebeurd’, stelt Niels Lutke Schipholt, coatingspecialist bij SHR. ‘In 2016 was thermisch en chemisch gemodificeerd hout bijvoorbeeld nog niet zo groot als tegenwoordig.

    Bij het brandgedrag van hout gaan we grofweg uit van de volumieke massa van die houtsoort in gedroogde staat. Dat is dus met een houtvochtgehalte van 12 procent of hoger. Thermisch en chemisch gemodificeerd hout heeft maar 6 tot 7 procent vocht en zoals jij en ik weten brandt droog hout beter dan nat hout.’
    En ook coatings hebben invloed op het brandgedrag van hout. Mari de Meijer, technisch manager bij verffabrikant Anker Stuy: ‘Dat is zo. Coatings zonder brandvertragende stoffen erin dragen meestal bij aan de FIGRA, de Fire Gradin Growth Rate van een ondergrond. Die FIGRA wordt bepaald met een SBI test. En dat is weer de bepalende maat in de CWFT-tabel. Je kunt je voorstellen dat een houtsoort met hoge volumieke massa ruim onder de norm van brandklasse D valt, waar in de CWFT-tabel naar verwezen wordt.

    Een coating maakt dan weinig verschil voor het brandgedrag. Maar bij een houtsoort die net onder de FIGRA-limiet zit, kan een afwerking ervoor zorgen dat het houtproduct de grens voor klasse D toch overschrijdt. Wij zijn bezig met uitzoeken hoe wij de houtleveranciers op dit gebied kunnen helpen, maar uiteindelijk leveren we natuurlijk een halffabricaat. Een verfleverancier kan geen garantie geven op een gevelsysteem waarop zijn coating is aangebracht. Adviseren kan natuurlijk wel.’

    Brandende coating druipt

    Lutke Schipholt verduidelijkt: ‘Het gaat niet alleen om het sneller branden van de coating, maar ook om de te verwachten extra rookontwikkeling en het druipen van brandende coating bij verhitting. Dat zijn aspecten die in de Europese norm zijn omschreven en meespelen. In algemene zin helpt een coating niet bepaald mee aan de brandveiligheid. Maar het kan sterk verschillen van coating tot coating. De kleur speelt een rol, sommige pigmenten branden sneller of roken meer, net als de laagdikte van de coating.’

    Het verklaart waarom de Nederlandse branchevereniging van verffabrikanten VVVF hier geen partij in is. Al gaf de vereniging in 2022 wel een factsheet over brandveiligheid bij coatings op hout uit. Die is niet geüpdatet met de nieuwste regels. Op navraag verwijst de VVVF naar de individuele leden. Ook de Europese koepel, CEPE, reageert terughoudend. Didier Leroy, directeur technische en wetgevingszaken, meldt dat de CEPE hier geen uitspraak over doet. ‘Wij zijn ons bewust van de problematiek, maar we hebben geen afdeling die zich met industriële houtcoating bezighoudt. Volgens mij zijn de aangescherpte regels al in sommige regio’s van kracht en hebben ze daar niet tot problemen geleid.’

    Brandklasse hout

    De Europese impact van de veranderde regels beaamt Ronald Kouwenhoven, technical sales representative bij verffabrikant Teknos. ‘Het begint bij de ondergrond. Het is een enorme uitdaging om verduurzaamd hout in brandklasse D aan een gevel te bevestigen of als binnenbekleding toe te passen. Ons bedrijf werkt in heel Europa aan tests met allerhande verfsystemen, we hebben inmiddels zo’n veertig standaard exterieur verfsystemen en twaalf standaard interieur verfsystemen getest op brandklasse en gecertificeerd. Daarmee kunnen we advies geven op combinaties met verschillende houtsoorten. Uit die testen blijkt dat je in veel gevallen opschuimende, brandvertragende verfsystemen kunt vermijden als het om klasse D gaat. We hebben die opschuimende, brandvertragende verfsystemen in klasse B uiteraard ook, die kunnen worden gebruikt om houtvarianten die op het randje van klasse D zitten te helpen in een hogere kwalificatie te komen.’

    Lutke Schipholt nuanceert dat: ‘Je wil brandvertragers zo veel mogelijk vermijden. Nog los van dat meer chemie minder duurzaam is. Die stofjes zorgen vaak voor het opschuimen van de verf, de verflaag gaat kapot en is lastiger plaatselijk te herstellen, om maar een nadeel te noemen. Maar er zijn ook andere additieven voor coatings, met andere mechanismen, om brand te vertragen.’

    Combinaties van coatings en houtsoorten

    Johan Nienhuis, project manager bij De Peutz Groep, een onafhankelijk raadgevend ingenieursbureau, met een geaccrediteerd laboratorium voor brandveiligheid, heeft zich ook vergaand in de problematiek verdiept. ‘Je kunt natuurlijk onmogelijk elke toegepaste combinatie van houtsoorten en coatings apart testen. Maar we hebben wel ideeën over een type test die binnen alle normen valt, waarbij je een beperkt aantal verfsystemen op een beperkt aantal houten gesloten gevelsystemen test. Op basis van die gecertificeerde gegevens, in combinatie met een beperkte serie testen met een slim gekozen testopzet, is het mogelijk om uitspraken te doen over de prestatie van houten gevels met verfsystemen. Dat heet een extended application en is toegelaten binnen de regelgeving.’

    In die richting denken de houthandelaren die met deze problematiek te maken hebben binnen de VVVNH ook. Marc Goossens, projectbegeleider bij Leegwater Houtbereiding: ‘Het testen van een bepaald gevelsysteem is duur en omslachtig. Vooral het tijdbeslag dat het inneemt kun je er vaak niet bij hebben. We zijn bij de VVNH een werkgroep gestart waarbij we toe willen naar een aantal gezamenlijk uitgevoerde tests waarvan de gegevens voor de VVNH-leden ter beschikking komen. Op basis van die data kun je zo’n expertoordeel aanvragen bij een van de adviesbureaus die daarvoor gekwalificeerd zijn. Nauwelijks goedkoper, overigens, maar wel sneller. Bij Leegwater zijn we hier natuurlijk nauw bij betrokken. We coaten, impregneren en behandelen hout met brandvertragers. Maar wat ook wij niet willen is dat je dan maar ál het hout een brandvertragende behandeling gaat geven, zeker als dat niet nodig is om brandklasse D te halen. Niet duurzaam en het maakt de gevelbekleding kostbaarder. Overigens is dit een Europese kwestie en zijn ook andere brancheorganisaties, bijvoorbeeld in Oostenrijk. België en Frankrijk hiermee bezig. We zoeken uit of we van die kennis gebruik kunnen maken.’

    Complete gevelelementen testen

    De VVNH heeft eerder zulke gezamenlijke tests uitgevoerd, maar dan op complete gevelelementen van hsb, inclusief folies, isolatiemateriaal en rachelwerk. De WkB schrijft immers voor dat over geleverde producten garanties dienen te worden gegeven ‘zoals toegepast’, dus in de situatie waarin het daadwerkelijk in de bouw zal worden gebruikt. De nieuwe wetgeving voor behandeld hout is dan maar een onderdeel van zo’n complete gevelopbouw die getest moet worden.

    Nienhuis: ‘Maar coatingfabrikanten kunnen wel geïnformeerd adviseren. Als het brandgedrag van een coating in relatie met een houtsoort bekend is weet je wat je moet kiezen om in zo’n grotere test meer kans te maken op een goed resultaat.’

    Maikel Mulder, gevelspecialist bij Houthandel Van Dam, komt al best veel vragen over dit onderwerp tegen in de markt. ‘Ik hoop dat er snel makkelijk toegankelijke data komen. Want de wetgeving lijkt relatief snel operationeel te gaan worden. De VVNH werkt hier als branchevereniging aan. Wij kunnen binnen onze eigen organisatie veel overleggen met de afdeling Milieu en Certificering over dit soort zaken. Zelf zijn we behoorlijk actief met het aantoonbaar maken van de brandklasse van onze houten gevelsystemen in hun eindtoepassing. De komst van deze nieuwe wettelijke regels maakt de noodzaak daarvan alleen maar groter. Dat is op zich geen verkeerde zaak. Want hoewel testen tijdrovend en duur zijn, brengt dit wel meer duidelijkheid met zich mee.’

    Ook interessant:

    Geef een reactie

    Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

    Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

    Word nu abonnee van Houtwereld.  Abonneer